Nodig: grote emmer, liefst met deksel, glazen vat van 5/10/20 liter, trechter, zeef (vergiet) doek, ingrediënten, slang ¾ m., kurk, waterslot en flessenborstel.
Wees altijd hygiënisch, maak het goed schoon, kan met sulfiet, soda en gewoon water.
En laat het gistende product niet onafgedekt staan.
Waarvan maak je wijn: druiven, vruchtensappen, boomsappen, bladeren, bloemen....
Ingrediënten: sap, gist (geen bakkersgist), suiker, giststarter , zuren(citroen), gistvoeding.
Je start met de vruchten tot pulp te stampen, in de grote emmer, suiker en water en citroen erbij en als de temperatuur 20 graden is de gist en de gistvoeding erbij.
De gist verandert de suiker in alcohol en bij dat proces komt koolzuurgas vrij en dat moet kunnen ontsnappen. Tijdens de eerste ruwe gisting 2 x daags goed roeren en verder de massa goed afgedekt houden. Na ongeveer een week het geheel zeven. De grove delen in een vergiet en de vloeistof door een doek zeven in het vat. Het vat afsluiten met een waterslot, waarin een beetje water zit om de ontsnappende koolzuurgas te laten gaan en geen zuurstof of fruitvliegjes binnen te laten. Na verloop van tijd als de wijn helder wordt, het overhevelen naar een andere fles en zorgen dat de droesem niet mee geheveld wordt. Het geheel weer aanvullen tot kurkniveau.
Als het na 2 a 3 keer hevelen helder en uitgegist is kan er gebotteld worden. Zet de wijn dan nog even in een warme ruimte van ongeveer 23 graden en als het waterslot niet meer werkt is de wijn uitgegist. Tijdens de 2e gisting de wijn in een ruimte houden van ongeveer 20 graden en later bij een temp van 16 graden.
Geert Schulkes